Gisteren ben ik naar de Good Practice Day Talen geweest aan het ICLON in Leiden. Daar heb ik een lezing en twee workshops bijgewoond en zelf met een collega een workshop gegeven. In deze blogpost geef ik een kort verslag van de dag en bespreek ik een paar dingen die nuttig zijn voor het vak Chinees en dingen die mij opvielen. Lezing: leesvaardigheid
De lezing werd gegeven door Gerard Westhoff en het onderwerp was hoe je het best leesvaardigheid kunt oefenen voor het eindexamen. Het was een erg interessante lezing, maar helaas voor Chinees niet toepasbaar: met de leerlingen Chinees op de middelbare school bereiken we dat niveau niet. Wel is uit Westhoffs verhaal op te maken waarom het lezen in het Chinees zo moeilijk is. Hij stelt dat 90% van het begrip van een tekst afhangt van de woordenschat. Hoe meer woorden je weet en in welke context ze gebruikt worden, hoe beter en sneller een leerling kan lezen. Op de middelbare school leren leerlingen Chinees maar rond de 750 karakters. Om bij de meeste teksten een goed tekstbegrip te krijgen, zijn er veel meer nodig.
Uitspraak van het Mandarijn
Vervolgens heb ik met mijn collega Annelies Aaldering een workshop gegeven over het aanleren van de uitspraak van het Mandarijn. Ik vond het opvallend dat veel docenten zoekende lijken naar een goede en leuke manier om dit te doen. Ieder heeft zijn eigen inzichten hierover. Sommige docenten leggen het pinyin expliciet uit; anderen laten het pinyin niet eens zien de eerste periode. Sommigen laten de leerlingen opschrijven wat ze horen (fonetisch); anderen zijn daar weer absoluut op tegen.
In deze workshop vertelden Annelies en ik over ons specialisatie-onderzoek waarin we voorstelden leerlingen door expliciete fonetische instructie (precies uitleggen hoe een klank in elkaar zit) en groepswerk de Chinese klanken te leren en te laten oefenen. Vooral het idee dat je leerlingen elkaar kunt laten verbeteren in plaats van dat elke keer zelf te doen, was geloof ik voor veel docenten een eye-opener. Natuurlijk moet je wel blijven controleren of dit goed gaat en de oefening aanpassen aan het niveau van de leerling, maar meestal, als je oefent op bijvoorbeeld het verschil tussen twee klanken, gaat dit goed.
Boeken lezen
De tweede workshop, gericht op docenten Chinees, werd gegeven door Claire Smulders. Zij vroeg zich af wanneer leerlingen nou eindelijk eens een Chinees boek kunnen lezen. Tijdens de workshop werd beweerd dat leerlingen Chinese boeken kunnen lezen als het eenvoudige boeken zijn (er bestaan boeken waar maar 300 verschillende karakters in voorkomen) en als er een goede opbouw van opdrachten is. Er waren trouwens docenten in de zaal die al Jip en Janneke of een ander kinderboek met hun leerlingen lazen!
Deze workshop gaf mij veel stof tot nadenken. Vooral over de vraag of en hoe dit voor mijn leerlingen ook haalbaar kan zijn.
Cultuur
De laatste workshop van de dag ging over het onderdeel cultuur in de Chinees-les. De workshopleiders, Gwendolyn Tates en Judith Zoetelief, beweerden dat cultuur vaak een ondergeschoven kindje is, maar ik kreeg eigenlijk de indruk dat de meeste docenten die er gisteren waren ook (veel) aandacht aan de cultuur besteden. Er werden veel verschillende cultuuronderwerpen genoemd en verschillende manieren om deze te behandelen. Op zich is dat positief, maar ik ben het eens met de workshopleiders dat daar wel verandering in moet komen. Als Chinees inderdaad een eindexamenvak wordt, waarbij 20% van het cijfer door de cultuur bepaald wordt, is het wel belangrijk dat daar bepaalde criteria aan gesteld worden. Ik vind dat de onderwerpen dan, zeker in de bovenbouw, wel van een bepaald niveau mogen zijn en dat het geleerde getoetst moet worden met substantiële verslagen of presentaties. Misschien moeten we dan zelfs toe werken naar een bepaald programma met een aantal verplichte onderdelen. Daar zijn we nog lang niet, maar het was wel zinvol om daar eens met collega's bij stil te staan. En natuurlijk was het ook nuttig om ideeën uit te wisselen!